Een beloftevolle e-biketocht
“Heb je geen zin om langs de Dijle van Mechelen naar Leuven te gaan fietsen en terug, met een e-bike, en er vervolgens een leuk verhaal over te schrijven?” Kristel denkt na. “Tja, waarom ook niet…,” klinkt het wat voorzichtig. “Het weer wordt wel guur, miezerig en koud,” werp ik nog even op. Kristel glimlacht, haalt de schouders op, trekt beschermende kledij aan en… Een tijdje later ontving ik van haar dit verhaal. Leest u mee?
•
Met mijn man Koen ging ik de laatste jaren vaak fietsen. Op onze mountainbikes of e-bikes, om de highlights van een streek of de minder gekende, kronkelige fietspaadjes te ontdekken. Ondertussen zijn we het ziek worden en overlijden van Koen, annex een lange fietspauze verder. Ik besluit midden in mijn rouwproces de Dijlevalleiroute te fietsen, een beloftevol parcours van Mechelen naar Leuven en weer terug, zo’n zeventig kilometer.
Vrijheidsdrang
Eigenlijk is die tocht gemakkelijk in één dag te doen, maar ik wil stops inbouwen, want ik heb nood heb aan wat me-time en dus boek ik een hotel in Leuven. Zo licht mogelijk gepakt en gezakt sta ik aan het Fietsatelier in Mechelen, waar een vrolijk-groene e-bike er zin in lijkt te hebben. Het is vijf graden en mistig, maar toch borrelt er een soort vrijheidsdrang in me op, zodra mijn voeten op de pedalen staan.
Eerlijk is eerlijk: in Mechelen is het een ramp. De stad ligt op vele plekken opgebroken en de fietsroute is door graafwerken onderbroken. Dan maar op zoek naar het volgende knooppunt, ergens achter De Nekker, aan de Dijle zelf. Ik vraag hulp aan de postbode en de vriendelijke man legt het me heel precies uit. Vijf minuten later laat ik het geboor, gedril, geslijp en gebonk achter me en bol ik licht bergaf met de Dijle mee, richting Leuven.
“Dit fietsen is helend. Het landschap vertelt me: het komt goed.”
Het is hier zo rustig
Al na enkele minuten ben ik betoverd door de omgeving. De omhullende mist legt een extra stille laag op het landschap en laat her en der wat druppels parelen aan een grasspriet of een boomblaadje. Het. Is. Hier. Zo. Rustig! Als vanzelf adem ik dieper in, mijn zich inspannende lijf ontspant.
Van tevoren was ik niet zeker of het niet te confronterend zou zijn, de eerste fietstocht zonder Koen. Ik mis hem, maar tegelijk voelt het zo vertrouwd. Een fietsend lichaam vergeet niet. De wind in de haren, het heerlijke knerpen van de fietsbanden op het grindpaadje, het duwen op die bovenbenen dat je doet leven.
Zeldzame zilverreiger
Ik bol blijmoedig verder, zet de stand afwisselend op ‘Eco’ en ‘Norm’, en laat me begeleiden door het levendige gesnater van de watervogels. Blauwe reigers staan als butlers in de weilanden en… plots zie ik hem: een grote, spierwitte zilverreiger!
Enkele jaren geleden was deze soort eerder zeldzaam in onze contreien. Nu zien we ze steeds meer en verwacht wordt dat ze ook in ons land zullen gaan broeden. Ik wil hem in mijn lens vangen, maar dat zint hem niet en hij vliegt sierlijk weg. Later lees ik dat de witte reiger symbool staat voor enkel doen waar je zin in hebt. Touché!
“De witte reiger als symbool voor doen waar je zin in hebt: touché!”
De Hansbrug
Tussen Haacht en Keerbergen houd ik halt aan de Hansbrug, de ijzeren ophaalbrug voor voetgangers en fietsers. Het is een beschermd monument en dat mag ook wel met zo’n geschiedenis. De brug wordt al vermeld in een akte van 1234. In 1886 werd de houten brug vervangen door een ijzeren constructie. Ze kreeg het tijdens de wereldoorlogen zwaar te verduren en werd daarom in oorspronkelijke materialen herbouwd.
Vandaag torent ze als een zwijgende wachter boven de Dijle uit. Ook de antitankgracht, die ervoor zorgde dat het gebied langs de Dijle onder water liep om de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog tegen te houden, is een stille getuige van woelige wateren. Het is haast niet te vatten dat dit vredige landschap nog niet zo lang geleden een spijtig strijdtoneel was.
Damiaan, meer dan pater
Ik meander verder mee met de Dijle. Een poes en een roofvogel in een weide hebben nog niet uitgemaakt wie prooi is en wie jager. Bij een houten beeld van de gekende pater Damiaan sla ik linksaf het bruggetje over, om een bezoek te brengen aan het Damiaanmuseum in Tremelo. Ik verwacht een vroom verhaal van de heilige man met de platte hoed, maar de enthousiaste gids Nick zet de geschiedenis op scherp.
Damiaan was zo veel meer. In zijn ouderlijke huis krijg ik het verhaal van de boerenzoon die van zijn moeder leerde wat gastvrijheid is, en van zijn vader wat werken is. Eens op Molokai, in de kolonie voor lepralijders, ontpopte hij zich niet enkel tot priester die bij dag, nacht en ontij bij de zieken was, maar ook tot timmerman, bakker, muzikant. Wist je dat hij er binnen de maand een fanfare had opgericht? En dat hij een man vol grapjes was? Heerlijk!
“Het levendige gesnater van de watervogels begeleidt mijn tocht.”
Natuurbewoners
De watermolen in Rotselaar is mijn volgende stop. Een hoopgevend stukje geschiedenis, als je weet dat de molen in de 13de eeuw gebouwd is en in de 17de eeuw de op twee na grootste was in de Nederlanden. Nadat hij in 1968 stopte met malen, produceert het waterrad sinds 1995 groene stroom. De molen is ook een thuis voor een samenwoonproject voor een dertigtal mensen. Een beschermd monument met toekomstvisie!
Een eindje verder fiets ik door het mooie Wijgmaalbroek. Ik ben hier helemaal alleen en mijn gedachten gaan naar mijn overleden man, die nu niet naast me fietst. Ik mis hem. Op een eigenaardige manier is dit fietsen evenwel ook helend. Alsof de lucht in de banden me draagt, de e-biketechniek me voortstuwt, en de rust in het landschap vertelt: het komt goed.
De typische bewoners van dit landschap met zijn houtkanten, bosjes en poelen zijn de vlinder met de sierlijke naam ‘sleedoornpage’ en de kamsalamander. Ze laten zich vandaag niet zien, evenmin als de ree, de marter of de bever, maar ik maak me sterk dat ik toch een houtsnip heb gespot. Daarna bol ik weer de bewoonde wereld in, richting Kessel-Lo.
Een ‘pelotonneke’, graag
Mijn maag fluistert me in: zet die fiets eens op standje ‘High’! Dat gaat verrassend snel. Ik zet koers naar Brouwerij de Coureur, microbrouwerij met taproom, verborgen in een Kesselse woonwijk. Het verhaal van brouwer Bart en zijn hoppevrouw Ine alleen al spreekt tot de verbeelding. Bart was al jaren hobbybrouwer, toen hij samen met Ine in 2014 naar Chicago verhuisde. Daar ontdekte het tweetal zo’n tweehonderd craft breweries. Toen ze na een spijtig fietsongeval in 2018 naar België terugkeerden, gingen ze er zelf helemaal voor.
Bij de Coureur brouwen Bart en Ine alles zelf; naast de vaste kaart zijn er regelmatig variaties om te proeven. Ik ga voor een ‘pelotonneke’: een viertal kleine proeverijglaasjes. Ik slurp van een Colleke, een Vermijd de Hongerklop, een Souplesse en een Kuitenbijter. Als kers op de taart krijg ik worst, gefabriceerd door de plaatselijke slager, met onder andere resten van de mout van Barts bier. Lekker!
Groot Begijnhof
De innerlijke mens is gesterkt en ik spring weer op de fiets. Uit pure nostalgie ga ik nog even zwaaien naar de Abdij van Vlierbeek, een plek die ik tijdens mijn studententijd wel eens heb bezocht om het drukke Leuven te ontvluchten. Dan gaat het op standje ‘High’ naar Leuven, want de avond valt en in het donker fietsen spreekt me al bij al niet zo aan…
Het Begijnhofhotel is precies wat ik nodig heb, nu de temperatuur tot drie graden gezakt is. Vriendelijk personeel, een heel persoonlijke ontvangst, een warme douche, en de rust en de schoonheid van het Groot Begijnhof. Pure luxe. De fiets gaat in het stopcontact en zelf ga ik – na nog even wat avondlijk dwalen door Leuven, inclusief een culinaire stop – onder de wol.
Met een Vaartje…
Hup, weer de fiets op, langs de Vaart terug naar Mechelen. Het valt me weer op hoe rustig het is na het bruisende Leuven, waar studenten met oortjes in al bellend behendig door de straten zwenken. Ik zou best wel op standje ‘Eco’ willen trappen, maar een koude noordooster op kop beslist daar anders over. Aan knooppunt 31 gaat het mis.
Omwille van werken word ik omgeleid, de dorpen in, richting Wilsele. Dat lijkt even goed te gaan, tot ik verdacht lang geen enkel bordje meer tegenkom en ook niet meer langs de Vaart rijd. Ik zal er wel overheen gekeken hebben, maar prijs me gelukkig dat ik de route ook op plan heb afgedrukt. Daaruit blijkt dat ik gewoon… de Vaart moet volgen. Weer naar rechts zwenken dus en het water opzoeken. De watervogels begroeten me met een overweldigend snaterconcert.
“Is taart niet een ideale afsluiter van een mooie fiets-tweedaagse?”
Pakkend oorlogsrelaas
Vrij snel bereik ik vervolgens het Belevingscentrum ’14-’18 in Tildonk, in het voormalige Ursulinenklooster. Het imposante gebouw tussen de eeuwenoude bomen is tijdens de Eerste Wereldoorlog bezet geweest door de Duitsers. De tentoonstelling is interactief opgebouwd, waardoor ik meteen midden in de verhalen uit vervlogen oorlogstijden beland.
Ik hoor het relaas van een boer, een zuster, een gedeporteerde, een kind. De vergeldingsacties van de Duitsers, het leed van de streek rondom Tildonk, de absurde regeltjes van de bezetter waardoor niets nog mocht, de dagelijkse ontberingen en de creativiteit van de kleine man en de kloosterzusters om de gruwel te overleven.
Leve de vrijheid
Meermaals legt het centrum links naar de actualiteit, naar een wereld met helaas toenemende vluchtelingenstromen. Behoorlijk onder de indruk van de wreedheid van die periode, maar ook van de creatieve manier waarop ze verbeeld en verwoord is, zoek ik de vrijheid weer op en zet ik koers naar Mechelen. Ik besef: hoe vrij zijn wij toch.
Blij ben ik dat ik de kans krijg om die vrijheid te beleven, te mogen fietsen, kijken, genieten, delen. In Mechelen lonkt Kazerne Dossin, maar ik heb even genoeg van oorlogsgeweld. Een koffie met een gebakje in het café van de vernieuwde Predikherenbibliotheek smaken als een engeltje dat op mijn tong… Is taart niet een ideale afsluiter van een mooie fiets-tweedaagse?